dichter
geen weg terug
zal je met doorligwonden opstaan uit een zetel
je schoenen aan de kant schuiven, op blote voeten
naar het park hollen, dauwtrappen en heilig dansen
rond het kampvuur voor de regen en de oogst
zal de wijkagent begrip tonen als je naakt
in een beuk klimt en zingt met de lijsters
als je een aap vlooit, een vacht kweekt
uit pure noodzaak de speerpunt slijpt
voor de jacht op wolharig wild
zal je de vonk uit de steen slaan
om het ijs te verjagen, onder sterren
poken in sintels, in een grot het bed opmaken
zal je toch maar alles bij het nieuwe laten